Auto van de zaak

Een werknemer dient belasting te betalen wanneer hij de auto van de zaak ook voor privédoeleinden gebruikt.

Is het één en ander wel schriftelijk vastgelegd? Wordt hetgeen wat is afgesproken ook nagekomen? En leg je een boete op wanneer iemand zijn afspraken niet nakomt?
Maar… wil je eigenlijk wel dat de auto van de zaak ook privé gereden wordt?

Gebruiksovereenkomst
Het woord zegt het al. In een gebruiksovereenkomst worden afspraken gemaakt over het gebruik van de auto. Dit klinkt verhelderend, en zo hoort het ook te zijn.
Een gebruiksovereenkomst biedt verhelderende antwoorden op vragen waar je vooraf niet altijd over nadenkt. Wie betaalt bijvoorbeeld de boete voor te hard rijden. En wie draait er
op voor gerede schade? Kortom, met een gebruiksovereenkomst is het voor beide partijen duidelijk.

Het is dus verstandig om vooraf een gebruiksovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsauto aan te gaan, ongeacht of deze alleen zakelijk wordt gereden of ook voor privédoeleinde wordt gebruikt. Regelgeving rondom dit thema is complex en komt vaak neer op maatwerk. 

Privégebruik auto
Als je als werkgever een auto ook voor privégebruik ter beschikking stelt, geldt er een bijzondere regeling. Namelijk, de regeling voor privégebruik auto. Deze regeling wordt ook wel de forfaitaire bijtelling privégebruik auto genoemd. Het ter beschikking stellen van een auto houdt in dat jouw medewerker voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over de auto heeft. Dit betekent dat jouw werknemer niet alleen de mogelijkheid heeft de auto te besturen, maar ook kan bepalen voor welk doeleinden hij de auto gebruikt.

Blijft de feitelijke beschikkingsmacht over de auto bij de werkgever? Dan is er geen sprake van een aan de werknemer ter beschikking gestelde auto. De feitelijke beschikkingsmacht blijft dus alleen bij de werkgever als de werknemer de auto alleen kan gebruiken voor een gerichte opdracht van de werkgever.

Verbod op privégebruik van een ter beschikking gestelde auto
Een reëel verbod op privégebruik van de auto van de zaak dien je vooraf schriftelijk vast te leggen. Spreek je een werknemer bij een eerste overtreding van het verbod daarop aan en pas je een passende sanctie toe bij een volgende overtreding, heeft dat verbod pas realiteitswaarde. Wanneer je bij een overtreding van het verbod geen sanctie oplegt, kan de Belastingdienst het standpunt innemen dat de werknemer de feitelijke beschikkingsmacht had in plaats van de werkgever.